zondag 31 augustus 2008

Adolf Glasbrenners visie op Rusland in 1848

Niets nieuws onder de zon
Nu het huidige Rusland met een president in het Kremlin — die de aloude naam voor dit berenrijk personifiëert: hij heet Medvjedjev, hetgeen in het Nederlands Van Beeren betekent (tweede naamval meervoud van het Russische woord medvjed) — zich meer en meer en op diverse fronten als absolutistisch heersend tsarendom profileert dat oppositionele stemmen (mond)dood laat maken, ende laatste weken al te nadrukkelijk op confrontatiekoers gaat met vroegere vazalstaten en het Westen, alles geheel georkestreerd door een der grootste vijanden van een vrije samenleving die de wereld in de laatste decennia van de twintigste en nu, in het begin van de eenentwintigste eeuw, zij het in een andere functie dan toen, kent als Vladimir Poetin — die alles andere is dan datgene wat hem door zijn boezemvriend Gerhard Schröder, de uitzinnig overschatte voormalige kanselier van de Bonsrepubliek Duitsland, wordt toedicht: "een loepzuivere democraat" — is het de hoogste tijd het functioneren van de huidige Tsaren van het Kremlin nog weer eens onder de aandacht te brengen. En wat kun je beter doen dan iets humoristisch uit het Duitsland van het midden der negentiende eeuw uit de kast te halen: een gedicht van de humorist annex satiricus Adolf Glasbrenner (1810-1876), opgenomen in de Komische Volkskalender für 1849.
Het onderhavige gedicht is een parodie op "Kennst du das Land wo die Zitronen blühen" uit de roman Wilhelm Meisters Lehrjahre, Drittes Buch (1795/96) van Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832).

Sehnsucht nach Russland [1]

Kennst du das Land wo die Karbatschen [2] blühn,
Wo dunklen Aug's die Kaviarkörner gün,
Ein feuchter Wind her von Sibirien weht,
Die Juchte [3] still und hoch die Knute [4] steht?
Kennst du es wohl? Dahin, dahin
Möcht' ich mit Dir, mein Thadden-Trieglaff, [5] ziehn!

Kennst du sas Haus: auf Schädeln ruht sein Dach,
Von Zähren glänzt des Czaaren Goldgemach;
Kosacken stehn und grinsen so mich an:
Was hat man Dir, du preuß'sches Kind gethan?
Kennst du es wohl? Dahin, dahin
Möcht' ich mit Dir, mein Thadden-Trieglaff, ziehn!

Kennst du das land, wo noch Constitution [6]
Befleckt nicht hat den alten Kettenthron;
Wo Sklaven liegen und der Galgen winkt
Jeglichem Sünder, der nach Freiheit ringt [7]
Kennst du es wohl? Dahin, dahin
Geht unser Weg! O, Thadden laß' uns ziehn!

Schreck von Rothstift [8]

__________
[1] Opgenomen in Adolf Glasbrenner, Unterrichtung der Nation — Ausgewählte Werke und Briefe in drei Bänden. Band 2, in de editie van het Büchergilde Gutenberg, Frankfurt am Main, 1981.
[2] Karwatsen
[3] Juchtleder
[4] Knoet
[5] Adolf von Thadden-Trieglaff, afgevaardigde in de Pruisische Landdag; politicus op de uiterst rechtse flank van het politieke spectrum.
[6] Grondwet
[7] Men is geneigd hier aan de voormalige directeur van de oliefirma Joegos te denken, die in een monsterijk showproces, zoals in de tijd en de geest van de besstachtig-krankzinnige sadist Stalin, is gevangengezet in een modern concentratiekamp.
[8] Parodistische link naar de toenmalige Minister van Oorlog (in de Pruisische regering Auerswald-Hansemann 1848): Ludwig Roth von Schreckenstein (1809-1858).
____________
Afbeeldingen
1. Gezicht op het centrum van de macht in het Rusland van de verachtenswaardige tsaren, de Sovjetunie van de even zo mensenverachtende communisten en van de huidige machtsbezeten en mensenverpulverende naäpers van alle kwalijke machtsmechanismen.
2. Adolf Glassbrenner. Ets uit een onbekend jaar.
3. Tekening behorende bij het bovenstaande satirische gedicht.

Geen opmerkingen: